DER SLUIZEN AREN OPSTAND.
63
het zij, henlieden stellende in denzelven staat als zij
waren vóór de voorzeide misdaden; imponerende hierop
eeuwelijk silencie onzen procureur-generaal en alle an
dere onze officiers en justieiers, present en toekomende." (12)
Zóó boetten de Sluizenaren hun' opstand met hun goed.
Het was den aangeslagenen echter niet mogelijk de
verschuldigde sommen op te brengen. Burgemeesters en
schepenen van Sluis vertoonden derhalve aan maximiliaan,
dat de stad, door de jongste onlusten zeer ontvolkt,
groote en zware lasten had te dragen; dat al deze las
ten moesten opgebragt worden door de ingezetenen, vier
honderd personen, d. i. huisgezinnen, zonder meer, en de
stad daardoor dagelijks nog meer ontvolkt werd en der
vernietiging nabij gebragt, wat des te meer te betreuren
was, aangezien zij aan den zeekant de voornaamste grens
paal en beschutting was tegen 's lands vijanden. T)it
vertoog vond ingang bij den vorst. Had hij onlangs,
zoo zegt hij in zijne letteren van den 26sten April
1478, tot veertig ingezetenen der stad veroordeeld in
eene boete van drieduizend kroonen, hij wil hun, niet
tegenstaande hij den veroordeelden, kort geleden, reeds
het derde deel der boete had kwijt gescholden, an
dermaal vijf honderd kroonen afslag verleenen, zoo
om de groote armoede en de zware lasten der stad, als
uit vrees, dat de overgeblevene inwoners voortvlugtig
mogten worden, de stad verlaten en deze alzoo tot eene
verwoesting worden. Voorwaar, wij weten maximiliaan
dank voor de barmhartigheid, waarmede hij de Sluize
naren behandelde; op meer danks, op onze onverdeelde
dankbaarheid zou hij aanspraak hebben, hadde hij in