72
DER SLUIZENAREN OPSTAND.
voortijds geplogen hebben te ontvangen en niet meer noch anders."
't Bankgeld: „te weten, dat men betalen zal van eiken last
visch, dien een persoon alleen dragen zal op zijnen hals, het zij
groot of klein, en die binnen der stede en schependomme van der
Sluus gepenicht zal worden, van wanen dat men het brengt, zes
miten van bankgeld, daarop zij hunnen visch leggen of stellen
zullen; dies zal de pachter de banken leveren."
De yssuwe: „te weten, zoo wat poorter of poortige, die hem
te huwelijk trekt en bij dien huwelijke hem ontpoortert van de
poorterij van deze stede of elders gevrijd [vrijpoorter] wordt, die
zal geven den regten tienden penning van al zijnen goede, uitge
daan van leenen. Item zoo wat poorter of poortige aflijvig wordt,
daarof het goed of eenig deel van dien toekomt lieden, hier geen
poorters, maar vreemden wezende, die vreemden zullen gehouden
wezen dezen pachter te geven den regten tienden penning van al
het gene dies henlieden daarvan toekomen zal, uitgedaan ook van
leenen. Item, zoo wat vreemde verkoopen zal eenige huizinge,
erve of rente, gestaan en gelegen binnen dezer stede en schepen
domme van der Sluus, dewelke van te voren bij de voorn, per
sonen niet veryssuwet hebben gezijn, of ook bij verstervenisse, die
zal ook gehouden zijn daarvan te geven den voorz. pachter den
regten tienden penning van dies, dat hij daarvan ontvangen zal,
uitgedaan die van den Vrijen die Vrijlaten zijn, die ongehouden
zullen zijn van de yssuwe van koop en verkoop, gelijk dat ook
de poorters van der stede vrij zijn in het Vrije. En evenverre
dat aangaat de proostlaten, canoniclaten, laten van Maldegem en
anderen appendante van den voorz. lande van den Vrije, dat reser
veert de stede thaarwaarts."
De markt: „te weten, zoo wat lieden van buiten komende
in de stede van der Sluus om penewaarde te verkoopen, die zul-