ONTBOEZEMING EENER TERINGZIEKE. 99 Dit. zal hij wis; want o, hij kent mijn liefde. Hij weet wat gloed er in mijn boezem blaakt Hoe innig dat ik ben aan hem verbonden, Eu slechts zijn min mij hier nog zalig maakt. Ja, teergeliefde! onz' harten zijn vereenigd Door eenen band, die nooit wordt losgesnoerd; En onverdeeld behooren wij elkander, Tot dat de dood ons aan het aardsch' ontvoert. Aaltre, April, 1854. EIGENLIEFDE. De eigenliefde is een met wind opgevulde bol: prikt men er in, dan komt er stom uit. DE DRIETEN. De driften zijn de winden, die in de zeilen van het schip blazen; zij doen het somtijds vergaan, doch zon der hen zou het niet kunnen varen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 145