110
DE MEIKOOPDAGEN.
de taak belast om orde op de zaken te stellen, en wijst
eiken kramer en cantinehouder de plaats aan, waar hij
zijn' tabernakel kan bouwen; en wanneer de meizon uit
de kimmen rijst, beschijnt zij reeds het opgeslagen kamp.
In den voormiddag trekt nog een talrijk personeel,
dat hoopt hier ook zijnen oogst te zullen opdoen, naar
de hofstede: het zijn kleine kramers met tafeltjes of
draaibordjes, liedjeszangers, straatzangers, orgeldraaijers
en andere muzikanten van dat allooi; voorts dobbelaars
of andere hazardspelers en bedelaars, die de winstzoekende
menigte komen vergrooten.
Men ziet reeds dat op een5 meikoopdag weinig ont
breekt van hetgeen zoo al op eene dorpskermis voorkomt.
Vindt men er .de tenten niet, waarin vertooningen worden
gegeven, men treft er toch soms koorddansers aan, en
bezitters van eenig zeldzaam dier komen dit hier ook wel
eens den liefhebber toonen. Maar de meikoopdag heeft
boven de kermis zijne talrijke cantines, die men op de
laatste niet, of slechts schaars ontmoet.
De boerenknechts slapen ook niet in den nacht voor
den koopdagin den stal zijn zij druk bezig met het vlech
ten en kroonen van de staarten en manen der te ver-
koopen paarden, in dit gewigtig werk bijgestaan door
hunne makkers van de naburige hofsteden. Lustig gaat
daarbij de flesch rond, en menigmaal gebeurt het, dat
verscheidene van die krooners in den voormiddag hun'
roes moeten uitslapen, zullen zij in staat wezen om van
hun voorregt, het berijden der paarden, wanneer die
opgeroepen worden, gebruik te maken.
Gedurende de laatste maanden zijn de paarden en