DE MEIKOOPDAGEN.
115
zoo groot als klein, even zooveel cantines en eene volks
menigte, zoo groot, als men die zelden op de drukst
bezochte kermissen aantreft.
In het eerst zien wij slechts een verwarden volkshoop,
maar weldra onderscheiden wij daarin de verschillende
bestanddeelen. De Vlamingen trekken het eerst onze
aandacht door hunne kleeding en taal. Zij zijn heden
van over de grenzen gekomen, of wel, zij wonen in ons
land. Indien wij hen niet persoonlijk kennen, kunnen
wij echter de eenen van de anderen niet onderscheiden,
omdat ook die, welke onder ons wonen, en zelfs die
genen welke hier geboren zijn, hunne taal, kleeding en
zeden hebben behouden.
Hier en daar zien wij ook een bewoner der zeeuw-
sche eilanden of eenige ingezetenen van het oostelijk
gedeelte van den linker Scheld e-oever, die door den roep
over onze meikoopdagen uitgelokt, in dezen voor den
landman gullen tijd, een uitstapje naar onze streek heb
ben gedaan, om die te bezigtigen.
In menigte treffen wij hier onze landlieden met hun
eigenaardig voorkomen aan. Deze voelen zich hier in
hun element; zij zijn daarom trouwe koopdagbezoekers,
en niet ligt zullen zij er een overslaan. Onder hen
merk ik er verscheidenen op, wier voorvaders sedert
meer dan twee eeuwen tot de aanzienlijkste landbouwers
in deze streek hebben behoord. Verscheidene hunner
kwamen uit Zuid-Nederland, om hier in vrijheid de her
vormde godsdienst te belijden, doch de meesten, om de
zelfde reden, uit Frankrijk; velen nog voor de herroeping
van het edict van Nantes, tijdens de verdrukking die