DE MEIKOOPDAGEN. 117 mogen hopen: iets beters zou geen opgang maken. Op de vraag op welke wijze hierin eene wenschelijke verandering zou te brengen zijn, is weer het antwoord, zoo als bij zoo vele andere verkeerdheden: door de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling van het volk. Ongemerkt zijn wij weêr in ernstige bespiegelingen vervallen; men vergeve ons dit, en bedenke dat het nuttiger is op het verkeerde te wijzen, dan altijd op het goede te roemen. Vermoeid door het wandelen en drevelen, willen wij ons thans naar eene cantine begeven. Wij kiezen eene van de fraaiste. Op het zeil van boven prijkt de naam van den kastelein en die zijner woonplaats. Wij achten ons gelukkig nog plaats te vinden, want bijna alles is bezet. In de vierkante tent zijn rondom banken geplaatst voor de gasten, en in het midden eene langwerpige tafel, beladen met eet- en drinkwaren; daaronder staan een groote koffijketel op een komfoor, en manden met bier kruiken en drankflesschen. De hospes, zijne vrouw en nog een of meer bedienden zijn onophoudelijk in de weer om aan de bestellingen, die hun van alle kanten gedaan worden, te voldoen. Door die drukte loopt het nog al eenigen tijd aan eer de beurt aan ons komt om bediend te worden. Het is waarlijk een genoegen te zien, hoe velen zich te goed doen aan de vollaarts (eene soort van langwerpige krenten-wittebroodjes) met gebakken paling en koffij. Niet- alleen doen dit dezulken die dezen dag zeer vroeg of slechts ter loops het middagmaal hebben gebruikt, maar ook vele anderen, die in deze gemeente te huis behooren, en de cantine bezoeken om zich op dat geregt te vergasten. Paptaarten, overvloedig met

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 163