120 DE MEIKOOPDAGEN. getreurd en geschreid, terwijl op de hoeve allerwege vrolijkheid heerscht. Het tweede bezwaar is, dat daar door het aantal kermissen in het land zonderling en op eene ongeregelde wijze vermeerderd wordt: het geval is denkbaar, en komt ook wel voor, dat op één jaar in dezelfde gemeente twee of meer koopdagen plaats hebben. Terwijl voor het houden eener kermis de magtiging der regering vereischt wordt, en strenge zedeleeraars er den banvloek over uitspreken, al behooren zij tot de zulken die door hunne nietigheid den spotlust van den vreemdeling wekken, blijven de meikoopdagen, dank zij hunnen naam, ongemoeid door de regering en door de kerk. Deze regels ter neder schrijvende, constateren wij slechts een feit zoo als men thans zegt meer niet. Verre van ons, den staf te breken over alles waartegen bedenkingen bestaan, of waarvan sommigen misbruik maken. Het is hier zóó, en onzenthalve blijve het zóó, dat de verkoopingen van onroerende goederen op de hofsteden ware kermissen zijn; en brengt men er al iets tegen in, wij zeggen: 's lands wijs, 's lands eer. GEAE DES SOLDAATS. Voor doorluchtige mannen is de geheele aarde eene tombe.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 166