IN HET VIERDE SCHOOL-DISTRICT VAN ZEELAND. 123 „Maar 'toog is onverzwakt; het ziet door nevlen henen, Eu dringt met heldren blik tot in het hart der kleenen, Mijn zorgen toevertrouwd, wier leer en onderrigt Op mijne schoudren drukt als eerste, dierste pligt." Zij zweeg een edel vuur was in haar oog te lezen. Een straal als van den dag blonk om haar vriend'lijk wezen, Een zoete glimlach speelde om haren lijnen mond, En zeegnend rustte 'toog op ieder kind in 'trond. o,""Sprakik, priesteresI mij dacht, gij zuchtte in banden. Wel wist ik, dat gij .eens in 't rijk der Nederlanden Meer dan een' halve eeuw lang den rijksstaf hebt gezwaaid; Maar 'k dacht, de geest des tijds heeft alles weggemaaid. Der vadrcn deugd en roem, 't geschiedblad der historie, Vorst WILLEMS aehtbaar beeld, roemruchtiger memorie, Held maurits reuzenwerk, zijns broeders heldendaün Zijn uit het boek gewischt en sporeloos vergaan De flonkerstar der aard, waarop eens de aard zal staren, Is uit uw boek gewischt door d' invloed van de jaren, Die vlogen op de wiek van 't woedend ongeloof, Wien niets te schendig was altaar- noch tempclroof Wien"" maar 'k verstomde dra voor d' aanblik harer oogen „Ach!" sprak ze, „Gij, ook Gij werdt door den schijn bedrogen Geen wonder, waar het oog van menig werd verblind Door 't donker ongeloof, dat nergens leven vindt, Maar spot met wat de ziel vermag uit 't stof te beuren, En 't laatste licht verdooft voor hen die troost'loos treuren. „Ach! wend uwe oogen af van 'tsombere tafreel. „Ik leve God zij dank! en door mij leeft nog veel. „Wel staan ze fel ten kamp de driften dezer dagen; Wel hebben ze ook het oog op Neêrlnnds erf geslagen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 169