DOOPSGEZINDE GEMEENTE TE GOES, ten jare 1665. BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS DER (EENE AANTEEKENING.) DOOR J. H. VAN DALE. Wij zagen in een' vorigen jaargang, dat men in de laatste helft der zeventiende eeuw de Doopsgezinden algemeen verdacht hield van besmet te zijn met soci- niaansche dwalingen. Dit gaf aanleiding, dat de her vormde predikanten te Utrecht het in 16o5 noodzakelijk achtten, der overheid twaalf artikelen voor te dragen, volgens welke men naar het gevoelen der utrechtsche Doopsgezinden onderzoek doen zoude, en welke artikelen zoodanig waren ingerigt, dat men ten klaarsten met hunne leer aangaande de betwijfelde leerstukken der drieéénheid, der erfzonde, der voldoening van CHRISTUS en wat dies meer zij bekend moest worden. Het vor deren van een dergelijk onderzoek sloeg tot andere provinciën over. De staten van Zeeland verboden der halve in zomermaand 1665 de uitoefening der openbare eeredienst in die doopsgezinde gemeenten, die niet eerst tot genoegen op de bewuste twaalf vragen hadden ge antwoord. Alleen te Middelburg en te Goes viel inen de Doopsgezinden met het beantwoorden der twaalt

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 173