PETRUS NYTTHUS. 143 Wiens nette schacht is zoo bedreden? Wie kan met zulk een' stoute hand Der lett'ren zulk een' schoonen staud, Ja, de uiterste volmaaktheid geven? 't Is nytthus, die zijn' moeite en vlijt Aan d'eedle schrijfkunst heeft gewijd (34). AANTEEKENINGEN. (1) Prediker VII 10. (2) Zie Handelingen der maatschappij tot nut van 't alge meen, van 1831, 32, 35, 38^ 41 en 1844. (3) G. A. Kesteloo, den 27 November 1812 te Domburg geboren, volgde den 21 April 1843 zijnen vader als onderwijzer te dier plaats op, en behaalde achtervolgens vier prijzen in den wedstrijd voor de schrijfkunst bij de Maatschappij, doch werd reeds den 19 Augustus 1847 door den dood aan zijnen aardschen werkkring plotselijk ontrukt. (4) L. Hoogerheyde, hulp-onderwijzer te Nieuwland, is aldaar den 21 November 1822 geboren en den 12 October 1843 over leden. Zijne schoonschriften behaalden in 1841 den prijs bij de Maatschappij. De schrijfvoorbeelden van Kesteloo zijn bij 3 tientallen (groot, middelsoort en klein), en die van Hoogerheyde, in even zooveel twaalftallen, te Middelburg in steendruk uitgegeven, (5) A. Visser aanvaardde den 1 Maart 1854, op 26 jarigen leeftijd, de onderwijzersbetrekking te Gapinge. (6) Zie de Wekkerno. 35, van Donderdag den 27 Augustus 1857. De uitgaaf zijner bekroonde schriften wordt thans te Middelburg voorbereid. (7) De aldus zich roem verworven hebbende hulponderwijzers bij de afdeeling Zeeland van het nederl. onderw. genootschap zijn: Johannes de Smit, te Goes, Eugenius Levinus Carolus de

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 189