EENS PELGRIMS LIED.
Een wonderzoet verlangen
Dreef mij tot zingen aan,
En 'k voelde bij mijn zangen
Mijn harte ruimer slaan.
En 'k heb toen frisch gezongen
"Van liefde en levensgloed,
Uit onverzwakte longen
En onbezwaard gemoed.
Langs heuv'len en langs dalen,
En waar mijn reispad liep,
"Wekte ik de nachtegalen,
En de echoos in het diep.
Rondom, beneên en boven
Daar zong een stem zoo zoet
Van hopen en gelooven
En liefde 't zaligst goed.
Daar zong een stem zoo teeder:
„Naar boven rigt het oog.
„Blik in het slijk niet neder:
„De weg loopt naar omhoog!"