EENS PELGRIMS LIED. Een wonderzoet verlangen Dreef mij tot zingen aan, En 'k voelde bij mijn zangen Mijn harte ruimer slaan. En 'k heb toen frisch gezongen "Van liefde en levensgloed, Uit onverzwakte longen En onbezwaard gemoed. Langs heuv'len en langs dalen, En waar mijn reispad liep, "Wekte ik de nachtegalen, En de echoos in het diep. Rondom, beneên en boven Daar zong een stem zoo zoet Van hopen en gelooven En liefde 't zaligst goed. Daar zong een stem zoo teeder: „Naar boven rigt het oog. „Blik in het slijk niet neder: „De weg loopt naar omhoog!"

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 203