170 IETS OMTRENT KOLONEL JOSEPH LEDEL.
iedere 'andere de gegrondheid van ons verlangen, dat
dit land worde beveiligd, doen zien.
En neemt men in aanmerking dat, dit land bezet
zijnde door de contra-partij, de toevoer van onzen schat
van granen naar Holland zal zijn afgesneden, durven
wij gelooven, niet te veel te zeggen, dat het aannemen
van zekere attitude in dit land hoogst gewigtig is.
De geest der ingezetenen alhier is zoo goed als zij
ergens in Holland wezen kan: men iï tot alles bereid;
maar wat kunnen burgers zonder aanvoerders Ieder is
vol vaardig gereed, doch niemand wil de eerste wezen,
om den schijn van aanmatiging te vermijden, en die
zoude willen, durft niet, omdat bij het gouvernement, dat
ieder zoo vurig aankleeft, dat ieder zoo geheel en al van
harte is toegedaan, en dat ieder dus heel gaarne in dezen
hagchelijken tijd zou willen believen, al zeer ligt een
verkeerde uitleg aan de beste gezindheid zou kunnen
worden gegeven.
Veel volk behoeven wij niet; wij behoeven slechts een
steunpunt, en 150 a 200 man waren genoegzaam, zoo
ons officieren, geschikt om burgers te bevelen en te lei
den, konden worden toegevoegd, want dit is hetgene wij
hoogstens behoeven.
Dat wij alles zullen toebrengen wat in ons is om de
magt die wij verzoeken geheel en in alles bij te staan
of daaromtrent geheel en alles toe te brengen wat toe-
gebragt kan, dit behoeft geen betoog.
Het zal vreemd schijnen, Weled. Gestr. heeren! dat
wij ons tot u wenden, maar wat men uit Zeeland ons
geven kan, is reeds gegeven, en dit bestaat in eenige