"172 IETS OMTRENT KOLONEL JOSEPH LEDEL. Zonder verwijl nam ledel de reis aan naar het vierde district van Zeeland. Het toeval wilde, dat hij te Hoofdplaat aan land werd gezet en aldaar dezen en genen ontmoette, bij wien veel enthousiasmus heerschte, maar juist niet dat, waarop de overste had gerekend; althans een geestdrift in lijnregten strijd met het adres der vrij willigers. Teleurgesteld vervolgde hij zijne reis naar Oostburg, rekenende aldaar met open armen te zullen worden ont vangen, maar omstandigheden, die het voor alsnog het beste is bedekt te laten, bragten te weeg, dat de overste aan een geheel verkeerd adres belandde. De personen met wie hij sprak, maakten het nog erger dan die te Hoofdplaat. Niets werd ontzien om te verhin deren dat de overste in aanraking zoude komen met de personen, op wier verzoek hij was afgezonden, en opdat hij spoedig zoude vertrekken, wees men .hem op de ge legenheid van Oostburg, en hoe, daar de Belgen zich reeds te IJzendijke hadden vertoond, hij in het allergrootste gevaar verkeerde van te worden afgesneden en in gevan genschap te geraken. Dat zijne teleurstelling te Oostburg nog grooter was dan die, welke hij bij zijne aankomst in het gewest had ondervonden, ligt in de reden. Hij beschouwde het adres der gewapende burgers als eene mystificatie en hij nam vol wrevel en ontevredenheid de terugreis aan. Velen juichten over zijn vertrek; maar dit neemt niet weg, dat die zelfde personen, die niets ontzien hadden om hem te verwijderen, later, in dat vertrek eene grieve tegen den overste hebben gevonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 218