IETS OMTRENT KOLONEL JOSEPH LEDEL. 183 digheden waaronder hij het bevel op zich nam, waren dus wel zoo moeijelijk, als die van eenig krijgsoverste in de rampspoedige dagen van 1830 zijn geweest. Het berigt van de aankomst van een militair com mandant verspreidde zich dadelijk over het geheele ge west en reeds den 28 kwamen aanzienlijke burgers en regeringsleden hem begroeten, terwijl, met dezelve spre kende over de moeijelijkheid die er in gelegen was om troepen naar de bedreigde punten van Sluis en Aarden burg te zenden, en over het gevaar van langs IJzen- dijke te worden afgesneden, een der meest achtings waardige regeringsleden hem de kaart ontrolde en hem wees op de linie van de Passageule, met de aanmerking dat dit kanaal eigendom was van den staat, die hetzelve had bekostigd, met het doel om als inundatie-linie te worden gebruikt en dat, het water in hetzelve slechts zeer weinig opzettende en de bruggen daarover afbre kende, eene geringe magt te IJzendijke genoegzaam zoude zijn, om het gevaar van afgesneden te worden weg te nemen, immers en in allen gevalle om behoed te zijn tegen overrompeling. Het afbreken der bruggen nam de overste op zich, maar voor wat aangaat het voorstel tot het opzetten van de Linie, dit verzocht hij dat schriftelijk zou ge daan worden. Dit gebeurde bij de volgende verklaring, die hem den zelfden dag uit Oostburg toegezonden werd. De ondergeteekenden verklaren het hoogst gewigtig te wezen voor de veiligheid des lands, dat het water, genaamd

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 229