IETS OMTEENT KOLONEL JOSEPH LEDEL. 189
Geïnformeerd door inwoners van dit land van het on
eindig belang, dat Oost- en West-Vlaanderen heeft bij
de zeesluizen van Biervliet en Sluis, heb ik gemeend
van deze omstandigheid groot' nut te kunnen trekken,
zonder eenige schaden of opoffering, en diens
volgens, na ampel en breed te hebben geraadpleegd met
den districts-commissaris en de regering, heeft dezelve
door het intermédiair van den heer mattheus henne-
quin, directeur der watering, aan de regering van Brugge
doen schrijven: dat, zoo niet onverwijld eene positieve en
schriftelijke verzekering wierd gegeven, dat het grond
gebied van Zeeland zal worden gerespecteerd en alle
verdere excursiën van gewapende benden voorgekomen,
totdat de groote zaak zal zijn beslist, de sluizen zullen
worden open gezet en Vlaanderen alzoo geïnundeerd of
de sluizen toègehouden en de uitlozing belemmerd.
Ook aan die van Oost-Vlaanderen is eene dergelijke
bedreiging gedaan, en heb ik, tot vermijding van groote
schaden, daar ik verpligt zou zijn de groote sluisbrug
aan den Kapitalen Dam aanmerkelijk te beschadigen,
het aan die zijde bij die bedreiging moeten laten.
Het antwoord dat ik bekomen zal, hoop ik uwe ex
cellentie dadelijk te communiceren.
De luitenant-kolonel, commanderende
in Staats-Vlaanderen,
(get.) J. LEDEL.
Aan Z. E. den vice-admirual
commanderende Vlissingen