IETS OMTRENT KOLONEL JOSEPII LEDEL. Er waren aan den luitenant Kl.KCKOtRLÉ expressen te paard toegevoegd, om, voor het geval van vijandelijke ontmoetingen, daarvan spoedig berigt te kunnen doen. Het nuttige van dezen maatregel bleek al dadelijk, want laat in den namiddag van den 30 kwam een dezer expressen met het berigt, dat de luitenant kerckolrll hevig werd aangevallen door een' troep vijanden van de zijde van Aardenburg, terwijl nog later een tweede, kwam met het berigt, dat de post aan de Draaibrug op Sluis was gereplieerd, maar dat die plaats door den vijand was bezet. Bij het onzekere en alarmante der berigten moest de overste vreezen, dat zoowel het detachement te Sluis als dat van den luitenant keiickoirle zich in ern stige ongelegenheden bevond, en hij besloot daai- om, hoe vermoeid zijne manschappen ook mogten wezen, op te rukken om de genoemde detachementen te ontzetten. Aan de Draaibrug gekomen, vond hij de berigten, die hij kort te voren ontvangen had, bevestigd, maar vernam tevens, dat de beide detachementen langs een omweg uit Sluis op Oostburg waren getrokken. Hij zag dus van zijn voornemen om den vijand aan te vallen af, als zijnde dit geheel doelloos geworden, en trok terug op Oostburg, na de Draaibrug, die men niet had kunnen afbreken, te hebben doen verbranden. Het volgende stuk, hetwelk de overste in den nacht van den 30 op 31 October schreef, spreidt licht over al hetgeen omtrent dien nachtelijken togt is gezegd 1858. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 239