IETS OMTRENT KOLONEL JOSEPH LEDEL.
De volgende brieven kunnen dienen om te doen zien,
welke motiven ledel voor zijnen terugtogt had.
Daar het punt van Oostburg te veel vooruit is, en
eene opene plaats zijnde, daar men zich niet kan soute
neren, en de mogelijkheid bestaat Breskens over de
Groede te kunnen naderen, en het voornaamste doel,
zijnde het punt van Breskens, te behouden, zoo acht ik
het geraden mijne troepen in die positie terug te trek
ken, te meer, daar het offensive tot niets anders strek
ken kan, dan de troepen aan de gevolgen van fatigues
te verliezen, zonder het minste nut er van te trekken,
en het gevaarlijk is met zoo een vijand zwakke posten
vooruit te plaatsen. Ik twijfel dus geenszins of deze be
weging zal de goedkeuring van uwe excellentie we'gdragen.
Oostburg, 1 November 1830.
De luitenant-kolonel, commanderende
de troepen in Staats-Vlaanderen,
(get.) J. LEDEL.
Aan zjjne excellentie
den vice-admiraalopperbevelhebber
van Vlimngen.
Oostburg, 2 November 1830.
De vrees, welke de muitelingen voor mariniers heb
ben, is zoodanig, dat het noemen van dat woord bijna
genoegzaam is om hen op de vlugt te drijven. Indien
uwe excellentie mij eenige dier mansehappen konde
1858. 14