310 IETS OMTRENT KOLONEL JOSEPH LEDEL. overzenden, al vare het slechts om eene vërtooning er mede te maken, zou uwe excellentie mij zeer verpligten. Bovendien heb ik mij in geenen deele over mijne soldaten te beroemen; doch ik vind zeer vele redenen tot klagten, en het goede voorbeeld, dat de mariniers aan de soldaten zouden geven, is even noodzakelijk als ik er mij het beste succes van voorstel. Volgens rapport hebben de muitelingen eene aanmer kelijke magt bijeen te Maldegem; zij schijnen het bij zonder op Oostburg te hebben gemunt; hoezeer ver schrikt over de resultaten van Zondag, zijn zij niet geheel verslagen. Zal ik dus eene manoeuvre maken, die de muitelingen vgjder in ontzag houdt; de malde- gemsche boeren, die Zich met massa's bij de troepen voegen, afschrikt, en den gezonken moed der inwoners alhier releveert, dan dien ik betere troepen te hebben, want alle discipline is geweken; de soldaten zijn noch voor woorden, noch voor geweld hunner officieren vat baar. Om Oostburg zoo lang mogelijk te behouden, moet ik dèn overgestelden regel der tactiek volgen, dat is, ik moet mijne hoofdmagt nu te Oostburg houden, en heb dus niets in den rug, waarop ik mij kan repli- eren, zijnde slechts 100 man, waarvan vijftig te Schoon- dijke en de anderen op het fort Frederik Hendrik. De luitenant-kolonel, commanderende in Staats-Vlaanderen, (get.) J. LEDEL. Jan Z. E. den 'vke-admitaal! opperlemlkedt dér vesting Elisdngen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 256