IETS OMTBENT KOLONEL JOSEPH LEDEL. 213 Staats-Vlaanderen te doen respecteren, en heb aan den dijk van den Aardenburgsche-havenpolder eene operatie laten doen van dien aard, dat, zonder dezen polder in gevaar te stellen, de kreek van denzelven bij eene onverhoopte attaque dadelijk vol water kan worden gezet. Indien ik eene kleine versterking konde bekomen en de stad Sluis in bezit nemen en houden, durf ik mij vleijen dat ik, zonder één enkel schot, het land zuiveren en bewaren zal Dit is althans zeker dat, sinds aanstalte is gemaakt en ik den schijn aange nomen heb om de bedreigde inundatie te opereren, de schrik in Vlaanderen onbeschrijfelijk sterk is," enz. enz. (Tot regt verstand dient, dat de chirurgijn moens van Zuidzande de demonstratie aan den dijk van den Aar denburger-havenpolder op zich genomen en aldaar post had gevat met een aanzienlijk getal gewapenden en dijkwerkers, welken post hij maanden lang bezet heeft gehouden.) Den 3 November werd aan den burgemeester van Aardenburg het volgende geschreven: Aan den burgemeester van Aardenburg. (In welke plaats de opstandelingen zich bij het schrijven van dezen brief bevonden.) Oostburg, 3 November 1830. Ik ben in de harde noodzakelijkheid om den dijk der Aardenburgsche haven te doen doorgraven, indien ons grondgebied nog verder wordt geschonden, en daar ik

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 259