226 IETS OMTRENT KOLONEL JOSEPH LEDEI..
Ledel schreef hierover aan den districts-commissaris
te Sluis, met verzoek, den heer du bosch onder het
oog te brengen, dat hij solemneel aangegane engagemen
ten had geschonden, en dat hij tot het nakomen der-
zelve zou gedwongen worden, zoo hij volhield zijne be
loften te schenden.
Het antwoord luidde als volgt:
Sluis, 11 November 1830.
Ontroerend is het antwoord, hetwelk mij heden op
de mededeeling van uwe depêche van gisteren is toege
komen. Het luidt als volgt:
„De brief van den commandant van het land van
Cadzand zou het lot van het schoon en rijk gewest, het
welk hij voorwendt te verdedigen reeds hebben beslist,
zoo ik onvoorziglig genoeg ware geweest, dien brief mede
te deelen aan degenen, die het schorsen van vijan
delijkheden moeten toelaten. Bitter zoudt gij den inhoud
diens briefs te betreuren hebben, want, het doet mij
leed, u zulks te herhalen (il m'en coüte de vous le
répéter): Indien eenig gevolg gegeven wordt aan de
bedreiging van inundatie, zal de stormklok van IJzen-
dijke af tot Gent toe worden geluid en weinige uren
zullen genoegzaam zijn om te weeg te brengen, dat
vruchteloos zal gezocht worden op welken oever dfer
Schelde een land van Cadzand heeft bestaan; en dit is
geene snoeverij, maar eene wezenlijkheid. (Et ceci n'est
pas une fanfaronnade, mais une realité.)
Ik ben nog bereid om middelen te helpen beramen,