JETS OMTRENT KOEONEE JOSEPH EED EE. 2S1 Hij vleit zich, dat deze brief taan den eenen kant de bedoelingen vervult, door den heer LEDEL in zijnen brief aan den heer hennequin aan den dag gelegd, en hem aan den anderen kant de inzigten der groote mogend heden zal doen kennen, die zich het lot der beide lan den hebben aangetrokken. Ik meen dus te mogen ver wachten, dat mijnheer de bevelhebber een einde zal maken aan zijne onophoudelijke bedreigingen, die het land van Cadzand aan den rand des verderfs gebragt hebben. Ik durf mij alverder vleijen, dat de heer ledee mij wel de verzekering zal willen geven, dat hij ons niet meer over het lot onzer sluizen zal in onrust brengen en dat hij in allen gevalle mij wel berigt zal willen zenden van de ontvangst van den brief, dien ik de eer heb hem toe te zenden. Ik neem deze gelegenheid waar om den heer kolonel EEDEE van mijne hoogachting te verzekeren. (get.) DU BOSCH. Den 13 Nov., des avonds. Voorloopig Bestuur van België. Kommitté van binnenlandsche zaken. Brussel, den 12 November 1830. Mijnheer Ik heb de eer gehad, om het door u mij toegezonden

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 277