iimmLw HERINNERINGEN. i Het is verwonderlijk, hoeveel toch in zulke onrustige tijden zijnen voortgang moet hebben. Te Leiden werd, onder al de rumoeren, en hij het exerceren der studen ten, toch gestudeerd en collegie gehouden. In de on lusten met België deed ik toch mijne schoolbezoeken: buiten het Pas, aan gene zijde van Sluis, moest ik zelfs overgeroeid worden, want er was geene brug; ik zag de belgische posten aflossen, en toch hield de oude meester gallander school, even als voorheen en daarna; te St.-Kruis moesten de kinderen van eekhout, om ter school te komen, zoowel de belgische schildwacht, als die der Nederlanders, voorbij gaan, en te Eede is het gekeurd, dat, toen de school uitging, twee vijandelijke patrouilles met elkander handgemeen geraakten, en de kogels letterlijk over de kinderen heen vlogen. Toen, den 31 October 1830, de aanval op Oostburg een' aanvang nam, was de heer van hiersciiot aldaar benevens eenige vrouwen in het huis aan de oostzijde van den Grooten Dam zijnde toen eene herberg om de vrouw van den herbergier van mortelgem bij hare bevalling bij te staan. Beeds bij de eerste schoten want juist daar was de aanval besloot men de vrouw op eenen stoel weg te dragen, naar de Oude Stad, waar de verlossing afliep, terwijl het gevecht plaats had. Toen nu de Belgen terug gedreven waren, vond men natuurlijk deze herberg gesloten; de man was bij zijne vrouw. Nu echter verbeeldde men zich, dat de bewoners, die uit Vlaanderen afkomstig waren, zich bij de Belgen gevoegd hadden en met dezen afgetrokken waren: reden genoeg om het huis open te brekenzich

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 50