HERINNERINGEN
7
bolwerk, dat buiten het Pas, aan het einde van den
Dam, opgeworpen was; ook kon, door gebrek aan brug
gen, en omdat de straatweg door de onzen onbruikbaar
gemaakt was, geen geschut worden aangevoerd; de magt
was dus ongelijk.
Te Oostburg was de kolonel, afwezig. Er waren
weder verontrustende tijdingen gekomen; men zeide
dat tie Belgen eenen inval aan de zijde van den Kapi
talen Dam wilden doen; dat zij reeds vervoerbare brug
gen in gereedheid hadden, om over het water de Linie
te trekken. Zij hadden, batterijen tegen over de Juf
vrouwschans, bij IJzendijke, en achter Stroopuit, in het
Eiland, opgeworpen. Van onzen kant was, wel is waar,
de Kapitalen Dam, IJzendijke, de Jufvrouwschans, de
dijk achter het Kerkje (1) en Keizertjes versterkt en
vele plaatsen waren van geschut voorzien; de kolonel
was echter alles gaan nazien, ook de inundatie van den
Glara-polder, die door eene doorgraving van den dijk
bewerkt was. Op het berigt, dat men achter Sint-Anna
handgemeen was, had de adjudant de kempenaak de
3de compagnie der 9de afdeeling, ouder kapitein de
greef te hulp gezonden; bij deze stonden ook als
luitenants onze huisgenooten, koch en van miltenburg.
De compagniën waren toen zeer sterk; ik meen van de
160 tot 200 man. De magt bleef echter ongelijk.
Weldra kreeg men hiervan te Oostburg berigt, zoodat
de adjudant hierop eene halve compagnie schutters,
onder kapitein dominicus, en een stuk geschut, onder
luitenant de raad, liet uitrukken; echter niet naar
Sluis, maar naar het Retranchement. Het volk, dat