8 HERINNERINGEN. zoo als al dikwijls het geval is van niets droomde, dan van omkooperij en verraad, vond hierin nieuwe reden tot gemor. Wat toch konde men daar uitrigten? Als wij echter in aanmerking nemen, dat de dijken van Kadzand alleen door gewapende landlieden onder bevel van den heer j. c. moens, en zulks nog wel meest alleen des nachts, bewaakt werden; dat de Belgen al ligt konden pogen de magt naar Sint-Anna te lokken, om onverhoeds het Zwin over te trekken, waarin de kanonneerbooten niet konden manoeuvreren, ja zelfs zich niet, dan bij gunstige medewerking van wind en stroom, konden verplaatsen, zal het niet overbodig kunnen ge acht worden, dat hier eene kleine magt gezonden werd, welke, op het hooge fort Nassau plaats nemende, van daar op alles kon letten, en zich konde begeven, waar het mogt noodig zijn. Bij het gevecht had kapitein hofberge het bevel. Hij, die anders vrij wild scheen, was nu de bedaardheid zelve; overal koos hij de beste stellingen, zoodat onze troepen door water, door dijken, door houtgewas of door te veld staande paardenboonen gedekt waren. Dan sprak hij hen toe; deed hen beloven niet te zullen wijken, maar ook, dat zij niet onbedacht uit hunne stellingen zouden voorwaarts gaan en dat zij steeds op de be weging langs den straatweg letten zouden, om daarmede in verband te blijven. De compagnie onder de greef stond naar de zijde van het Hazegras; die van kapitein hopberge aan den straatweg; de schutters onder van spaan meen ik tussehen deze. Omstreeks twee ure kwam de kolonel

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 54