56
HERINNERINGEN.
alzoo iedere minuut moesten verwachten, ten eenemale
afgesneden te zullen zijn.
Kolonel ledel apostropheerde zijn' adjudant op zijne
gewone wijze en joeg hem in den striksten zin des
woords naar de tirailleurs. Op het oogenblik dat de
kolonne links deboucheerde naar de Stroobrug, vlugtten
de Belgen met hunne stukken er over, en het is zoo
zeker, als in den oorlog iets voor zeker gehouden wor
den kan, dat, ware de majoor stoks, in stede,van te
blijven staan, vooruit getrokken, de belgische artillerie
zoude genomen zijn geweest. (Stoks is blijven staan
aan de Zwanenstraat.)
Wat men ook gezegd hebbe, dat men bij gelegen
heid der togten naar Eede, eene beweging
op Gent op het oog had, het is volstrekt onwaar,
en ik zal straks zeggen, wat er van die beweging ge
weest zij.
De waarheid is, dat dag op dag orders kwamen, om
de Belgen van Oost- en West-Vlaanderen te verontrus
ten, ten einde hunne legermagt herwaarts te lokken, en
te beletten, dat zij hun groot leger ondersteunden.
Dat men bij den togt naar Stroobrugge gemakkelijk
had kunnen doortrekken, is bekend, maar de orders
strekten daartoe niet, en toen de kolonel bij den
terugkeer van Stroobrugge een oogenblik uitrustte bij
den burgemeester blindenbach, antwoordde hij op de
vraag van dezen heer: waarom men niet was doorge-
liet is later gebleken dat kenor te Sint Laurens stond. Zijne
voorhoede kwam in het gezigt van den Biezenmolen, toen kapitein
ttomus die stelling verliet.