CATS EN TOLLENS. Ik leze vader cats met vreugd En vader tollens beiden. Dat zijn de vrienden mijner jeugd: Waarom zou ik za scheiden?" En om haar lippen speelde een lach, Een traan glom in hare oogen: „Zij stierven te vroegtijdig, ach!" Zei ze, in der ziel bewogen. Welsprekend lachje, heil'ge traan, Benijdb're zegeningen! Dat is het loon, waar zij naar staan, Die schoon en schuld'loos zingen. Sent, 23 April 1857. BLADVULLING. Den 16 Maart heeft een visscher van het Groote Pas in het paswater voor Sluis een' zalm gevangen, hetwelk ik meld, omdat ik mij gepersuadeerd houd, dat men er welhaast geen spiering zal mogen vangen, door de te verwachtene opslik- king." ZóóschreefM.HAYKENsreedsinl756. Honderdjaarna deze voorspelling verliet de laatste schipper de haven te Sluis. Over den zachten winter van 1756 teekende hij aan„De afgeloopen winter is zoo zacht geweest, dat men bij menschen- heugen geen' dergelijken beleefd heeft; de beesten konden den winter door in het veld gaan; den 15 Maart vernam men te Sluis reeds eenen ooijevaar." J-11 V- D- 1 857. 3

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 79