li 44 DER SLUIZEN AREN OPSTAND. heid bewandeld te hebben en na 1472 vooral moet het bestuur der stad niet meer ter goeder trouw zijn ge weest. Elk poorter werd in verhouding tot zijnen stand belast met de opbrengst van twee tot tien pond grooten 's jaarsde dienstboden zelfs moesten van hunne zuur verdiende penningen pondgeld betalen en de kruijcrs, de geringsten onder de ambachtslieden, schatpenningen geven van hun sober loon. Den onwilligen werd door het hardvochtig bestuur het bestestuk huisraad de woning uitgehaald, in de bank van leening, denWoekere, gebragt tot kwijting der verschuldigde som en hun het lombardbriefje thuis gezonden. Zóó regeerden burgers over burgers; zóó werd het despotismus van hertog karel de bron, waaruit dat der regeringsleden voort vloeide, maar gelijk éénmaal het uur der vergelding was geslagen voor den onderdrukker zijns volks, toen hij, die immer het zwaard nam, door het zwaard moest vergaan, zoo zou ook het uur komen, waarin de ver bitterde poorter opstaan zoude om het juk des gehaten heerschers af te schudden en wraak te nemen op de gewillige dienaren van zijn geweld. Dat uur was te Gent reeds geslageneer het te Sluis sloeg, had gravin Maria, den drang der omstandigheden en der begeerte der Vlaanderlingen gehoor gevende, den 20sten Febru- arij, te Gend, aan Vlaanderen een privilegie verleend, waaruit ons een kreet van verdrukking tegenklinkt, van verdrukking der Vlamingen in het algemeen, van de Sluizenaren in het bijzonder. „Omme dies wille", zoo luidt het daarin, „de gedeputeerden en gecommitteerden van onzen lande van Vlaanderen insgelijks vertoogd

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 90