DER SLUIZENAREN OPSTAND. 51 voegden zich de Vrijlaten weder aan der Bruggelingen zijde. Op zondag den 13den April trokken zij in groote menigte en schoone ordonnantie gewapend naar Brugge op, en plantten hunne ontrolde bannieren nevens die dei- stedelingen, dewijl zij volhardden in hunne begeerte om onderworpen te wezen aan die van Brugge. Met nieuwe hevigheid barstte nu ook te Sluis weder de opstand los. Even als te Brugge vergaderden de gilden der stad onder hunne schilddragers, dekens en vinders, als trok ken zij ten strijde, op de markt vóór het schepenhuis der stad, begeerende de gemeente niet langer te staan onder een eigen bestuur, dat de zaken zoo kwalijk be heerd had, maar te komen, als vóór den jare 1437, onder het bestuur en de afhankelijkheid der stad Brugge. Ongetwijfeld hadden die van Brugge hier de hand in; de nieuwe onlusten toch barstten uit te zelfden tijde als zij te Brugge bij vernieuwing zulk een dreigend aanzien hadden bekomen; te zelfden tijde als eene ge lijke begeerte der Vrijlaten zich bij vernieuwing open baarde. Nadat de Sluizenaren zekere dagen" op de markt hadden gestaan, zien wij gravin maria hun den SOsten April te Brugge schriftelijk verlof schenken, om weder onder Brugge te komen „zoo zij van ouden tijden geweest hebben"; ook schijut zij te gelijker tijd de zesmannen in hun bestuur bevestigd te hebben. Twee dagen later verleenden die van Sluis hunne letteren, gezegeld met den zegele van verbande", waarbij zij de brieven van 1290 en 1353, houdende aanneming van Brugge tot hun wettelijk hoofd en magtiging om van alle neringen

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 97