AAN DE ZEEUWEN.
51
En wij zullen 't haast ontwaren,
Hoe voor haardstede en altaren
't Eigen vuur hij ons ontbrandt
Hoe wij Zeeuwen mogen blijven
En toch Nederlanders zijn,
Die zich voorwaarts voelen drijven
Door de lucht, die aan den Rijn,
Aan de Maas- en Amstelboorden,
En in Hunzes welige oorden
Of aan de IJselzoomen waait.
Aan wat Neêrland eert en huldigt
Zijn ook wij een trouw verschuldigd,
Die met wind, noch weerhaan draait.
.Maar, mogt Neêrland ooit verbasteren,
Dan eerst worde 't ons als vreemd.
En, wie immer ons belasteren,
Mogten steeds in bosch en beemd,
Aan den duinkant, op de stranden,
In de uit zee gevischte landen,
Nu door dijk en dam beschut,
Kunstzin, deugd en waarheid wonen!
Zijn wij zóó 's lands echte zonen
En der vrijheid steun en stut!