SCHETS VAN ST.-VLAAND. WEST. DEEL IN 16 O 4. 53
Oostburg lag net als een knippelspelletje door elkan
der; echter hoorde men er de menschen niet klagen,
want daar waren er geene, dan alleen wat soldaten,
die in de schansen en forten lagen, welke de Spanjaards
op de hooge schorren en op de overblijfselen der dijken
aangelegd hadden. De Groede stond geheel onder water;
de inwoners hadden in 1584, op de nadering van
Parma, de dijken doorgestoken en waren naar elders
gevlugt zij dachten, dan kunnen de Spanjaards er
bot vangen en, waar Schoondijke nu ligt, zeilde men
met hengsten van Nieuwerhaven door een zeegat (nu
de Molenkreek) naar de Brugsche Vaart, en vertelde
dan elkander, waar Nieuwkerk, Noormansdorp, Vulen-
dijke en nog veel meer andere plaatsen gelegen hadden.
Zoo liep het zeewater ook langs Aardenburg, achter
St. Kruis om, naar den Oudenman en Watervliet, tot bij
Bouchaute. Door de Wester-Eede konde men ook al
van Sluis naar de Krabbe zeilen, en van Heinkenswerve,
een dorp, dat te voren niet ver van Sluis lag, was niets
meer te zien; maar nog veel minder van het stadje
Coxij, want daar was juist een diep gat geschuurd.
Sluis had toen veel van een groot oorlogschip, dat voor
anker ligt, want aan de andere zijde konde men ook al,
door het Lapschuursche Gat, naar Middelburg in Vlaan
deren varen. Ziet! het was dus hier al wat men maar
wenschen kon, vooral voor degenen, die liefhebberij in
varen hadden. En als de menschen dan eens buiten de
stad gingen wandelen, dan had men overal bruggetjes,
die de schapers op de hooge schorren over de killen