60 EEN BLAD DES TIJDS. rijk bezitten, alzoo schoon als datgene van eenigen vorst. Nu eerst schreef de kunstenaer zijnen naem op het gulden boek." Be Eecloonaer (weekblad), 18 Julij IS58. Dat doet het hollandsch harte goed, Eu streelt elk een, wien 't neêrlandseh bloed Nog onverbasterd vloeit. Dat treft, en schokt, en roert de ziel, Die, wat den lande reeds ontviel, Voor 't land der vadren gloeit. Ja, Neerland, schoon uw gouden das:, Toen elke zee uw fiere vlag Verwinnend heeft aanschouwd; Uw legermagt de zegepalm Op 't veld, en 't laatst triomfgegalm, Als regt was toevertrouwd; Ja, Neerland, schoon die dag verdween, En sints geen zon zoo helder scheen, Nog blijft ge ons dier en waard; Herinn'ring vlecht om 't grijze hoofd Een krans, dien tijd noch lot u rooft, Merkwaardigst land der aard! Grond, ééns moeras, en slijk, en riet, Verzonken als in 't grondloos niet, Door noeste vlijt gevormd, Nog bloeit hier naast de olijf der vreè, De lauwertwijg der kunst wat meê, Of onspoed elders stormt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 110