AANTEEKENINGEN.
82 DE DICHTERS MOORMAN EN ANDRIESSEN,
1) Wie nader kennis begeert te maken met de dichters moor
man en ANDMESSEN, die leze de voorreden door boddaert vóór
de gedichten van moorman geplaatst, alsmedevroiikiiert, Vliss.
kerkhemel, hl. 242; siegenbeek, Beknopte geschiedenis der nederl.
letterkunde bl. 246; en van iperen, Historie van het psalmgezang
deel I, bl. 246 en vervolg.; mitsgaders: renier, Nieuwe naamlijst
der pred. van Vere, bl. 14. 61—65; ermerins, Zeeuwsche oud
heden, deel VI, bl. 204 en vervolg.; vrolikhert, Vliss. kerkhemel,
bl. 216—219; de Boekzaal van Aug. 1747 en Januarij 1768 enz.
2) Zie inzonderheidgiasius, Godgel. nederl. hiögr. xcoordenb.
van nederl. godgeleerden, deel I, bl. 336345; Janssen en
v. dale, Bijdr. tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid,
van Z.-Vlaanderendeel II, bl. 238 en 286, en deel III, bl.
127, en de verdere bronnen, door deze Schrijvers aangehaald.