LEINTJES KLAGT. DOOR J. C. ALTORFPER. Vergeefs dringt moeder bij mij aan om d' ouden Geert te trouwen; Ik heb reeds lang een keus gedaan, die nooit mij zal berouwen; Vergeefs bromt vader, als ik zeg: „ik ben te jong van jaren Om met dien stakker, grijs van baard, me in 't huwelijk te paren." Wel zie ik hun gerimpeld hoofd, met diepe zielesmarte, Maar ontrouw aan heur liefste zijn mag dit jong Leintjes harté? Wanneer wij rond het haardstêevuur des avonds zijn gezeten, Dan somt mij vader telkens op, 'k weet niet hoeveel gemeten Van vruchtbaar land, met stee en schuur en kostlijk veedaarneven Ik eenmaal 5t mijne noemen kon, wilde ik het jawoord geven. Maar 'k heb naar rijkdom nooit getaald - die zal mij niet belezen Om hem, wien ik mijn liefde schonk, ooit ongetrouw te wezen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 133