WINDENBURG. H. M. C. VAN OOSTERZEE. Langzamerhand verdwijnen van onzen vaderlandschen bodem die aloude adelijke kasteelen, welke eens door aanzienlijke geslachten werden bewoond, 't Geeft den regten indruk niet, als men ze ziet in gemoderniseerde gedaante, de transen en kanteelen bedekt met eene nieuwerwetsche kroonlijst, en de sombere ramen in lood vervangen door groote ruiten van spiegelglas. Liever zien wij ze in hunne oorspronkelijke kracht, en onwille keurig bevolken wij ze in onze verbeelding met de edelen en grooten, die er eenmaal leefden. Wij hooren op de valbrug den hoefslag der genetten, wanneer de burgheer onder vrolijk trompetgeschetter en luid honden geblaf uitgaat ter jagt; of wij zien op de omgangen dei- torens schoone jonkvrouwen uitzien naar de terugkomst van den ridder, die t'huis wordt gewacht na het bijleg gen eener vete. Hoe eenzamer en verlatener zulk een DOOft

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 135