DEP. DEU MAAT. TOT NUT V. ALGEMEEN.
En zachtkens't eergevoel te prikkelen,
Maar menschenliefde bovenal
Met godsvrucht bij hen aan te kweekeD,
Zoodat zij zich door weldoen wreken
En wachten voor te diepen val.
Van daar die zucht tot mild bekroonen
Der daden van menschlievendheid;
Dat met het eermetaal beloonen
Van al wie warmte en licht verspreidt;
Dat broederlijke zaamvergaren,
Heel Neerland door, van gansclie scharen
Wel wijdverschillend zaamgesteld,
Doch zóó door 't heerlijkst doel vereenigd,
Dat al wat scherp is wordt gelenigd
En hard met zacht te zamen smelt.
Gij bakermat van zoo veel helden,
Die Neêrlands zeeroem wijd en zijd
Kceds sedert eeuwen doet vermelden
En overdraagt aan later tijd,
Al zaagt gij op de waterbanen
Den luister van uw glorie tanen,
Sinds Neêrlands oude grootheid zonk,
Toch Is uw roem niet gansch verdwenen
En spreidt ge een weerglans om u henen
Van 't geen weleer zoo schittrcnd blonk,