94 HET 40JABIG BESTAAN V, H. VLISSINGSCH
Of toont uw zucht om heil te stichten
Bij kindren van het vaderland
Geen hlijk van zin voor hooger pligten,
En waar uw harte nog voor brandt?
Door liefde tot uw land gedreven,
Slaat gij tot op uw laatste neven
Het hoopvol zorgend moederoog
Gij ijvert voor de volksverlichting,
En ook door nieuwenhuizens stichting
Yoert ge uwer telgen geest omhoog.
Zóó, als de zomer is geweken,
De herfst door 's winters hand verjaagd,
Komt haast de lente neergestreken
En brengt een zon, die vroeger daagt;
Nog weinig koestrend zijn de stralen,
Die ze uit het middagvak laat dalen;
Toch kondigt zij den zomer aan:
Uw zomer óók wordt ééns herboren,
En wat gij zaaidet in de voren,
Zal dan als oogst te velde staan.
En ja! reeds staat die oogst te groenen,
Wiens gouden gloed u ééns verrukt.
Hoe wist uw wijsheid te verzoenen
Wat wreed was van elkaar gerukt
Door kracht der wissling van de tijden,