IN DEN FOLDER. 109 een vraagstuk mag genoemd worden dan heeft de geestelijkheid hem te spoedig uit het oog verloren, dan dat schoolgaan, 't communie doen of belijdenis afleggen, in zijn leven geen geheel vreemde en ongehoorde zaken zouden wezen; zijne woonplaats is gewoonlijk eene nieuwe wereld aan den bodem der zee, aan 't hart der bergen, of aan 't mulle zand der heide ontwoekerd; wanneer het roode pannendak eener school of de torenspits van een Huis des Iieeren zich daar verheft, dan heeft de polder jongen die plek reeds lang verlaten en vergeten en zwerft in een ander oord, van den morgen tot den avond arbeidende aan dezelfde oude taak, geroepen als hij is om orde te bren gen in den chaos der woeste natuur, om welig land te ont woekeren aan de heide, om wegen en kanalen uit den schoot der bergen te voorschijn te roepen. Alleen in zijn eigen hart en in zijn eigen leven blijft dezelfde verwarde chaos alles overheerschend; hij is meer dan anderen de werkman en de trouwe kampioen van den vooruitgang, van den nieu wen tijd; alleen in hem blijft het stilstand, achteruitgang, en dierhalve met ieder geslacht meerder ontwikkeling van het oude kwaad, vrij wat kankeriger geworden door de jaren.... op 't einde eene wond slaande aan de ziel, die iedere poging van een geneesmeester, die veelligt nog ter elfder ure hem naderde, beschaamt en te vergeefs maakt. Weet gij wat hiervan de oorzaak is? 't Owrchristelijk Engeland, zoowel als ons Nederland 't welk op het stuk van philantropie zoo gaarne Albion, zelfs in wat het verzuimt, schijnt te willen navolgen zendt in grooten getale zijne met ijver en wetenschap toegeruste

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 159