IN DEN POT,DEB. 129 op den „dijk" geene zeldzaamheid is; omdat de ver latene zich toch voeden en kleeden en een dak boven haar hoofd hebben moet, troostte men haar met de verzekering, dat teeuw een goed werkman was, bij wien zij geene armoê zou lijden!" Teeuw nam echter weldra den schuijerwagen en de spade op en trok naar ,,'t kanaal" op vier uren afstands. 't Was nimmer zijn doel geweest, zich met de zorg voor mieke trien te belasten en toen zij hem vroeger had afgewezen, had hij haar armoede beloofd en die belofte had hij gehouden. Jan's vertrek, niemand wist regt waarheen, de Meer was zoo groot en geen post gaat langs den nieuwen dijk, waar bovendien niet een enkele de edele schrijfkunst verstaat, jan's vertrek dompelde haar in diepe armoede. Gedurende den zomer ging 't nog, want de winnende hand is in den regel niet gierig en menig goede buur, al was 't dan ook niet van haren overvloed, wilde haar nog wel eens van 't hoog noodige voorzien. Maar eindelijk kwam de winter; het werk werd gestaakt; de poldergasten vertrokken. Met nog eenigen, die er niet veel beter dan zij aan toe waren, bleef ze in de stulp op den dijk. Toen de eerste sneeuw viel, toefde zij daar nog. Inmiddels hadden de gemeentebesturen uit de nabuurschap pogingen gedaan, om zich de lastige gasten, die men gedurende den winter voor de veiligheid der omstreken gevaarlijk achtte, van den hals te schuiven, en het bestuur der Maatschappij ontving van hooger hand bevel, het werkvolk gedurende den tijd van stilstand van den dijk te verwijderen. John bull wist er geen 1859. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 179