132
SPANJE,
Gewis, gij zijt een paradijs:
Uw stroomen golven langs Imn boorden;
De winter stolt ze niet tot ijs;
Gij kent geen stormen van bet Noorden;
Trotsch beurt nog menig torentop
Waaruit, in vroeger eeuw, de vaan
Gewapperd heeft der Halve-Maan
Den trans ten hemeltinnen op.
Maar, tooit Natuur u nog zoo schoon
Als in die glorierijke dagen
Voor eeuwig van u heen gevloön
Toen ge op uw grond een teelt mocht dragen
Van helden, wien de zege was,
Behaald door 't zwaard bij Pavia,
Lepanto en in Afrika?
Ontaard is nu dat heldenras.
Het kruipt nu arm, ellendig voort,
Gedoemd tot een rampzalig leven;
Niets edels dat hun meer bekoort;
De lust slechts is hun bijgebleven
Voor 's toreadors ijslijk spel,
Die, als hij 't cirque binnentreedt
En met den stier zijn krachten meet,
Begroet wordt met een kreet der hel.