148
BEN BLIK OP HEX SLUIS
en klooster van den gasthuize" noemt. Terwijl wij de
Kapellestraat afwandelen, moet ik nogmaals met eenige
woorden gewagen van de Zuidkeure. Oorspronkelijk
behoorde ze niet tot het gebied en den omvang der
stad, evenmin als de Oóstkeure, welke wij straks
zullen bezoeken. Tot in den jare 1389 stonden deze
keuren onder het gebied van het Brugsche Vrije en
hadden burgemeesters en schepenen van Sluis noch
daarover, noch daarop iets te belasten. De Vrijlaten
op deze keuren genoten meer voorregten, dan de Slui-
zenaars; zij mogten handwerken uitoefenen, welke den
Sluizenaars verboden waren, enz. en ziedaar eene rijke
bron van twisten en vechtpartijen, waaruit telkens groote
moeijelijkheden en onkosten sproten, in eenen tiju, waarin
elke stad en elke plaats zoo naijverig was op hare voor
regten en haar regtsgebied. Voeg hierbij, dat Sluis eene
heerlijkheid was, toebehoorende aan de Heeren van Namen,
weshalve de graaf van Vlaanderen zich de stad niet
bijzonder aantrok, dan voor zoo veel zijn regt als opper
heer er mede gemoeid was. Dit veranderde echter in
1386. Graaf filips van Bourgondië, in 1384 aan
het bestuur gekomen, ruilde Sluis aan Willem van Namen
voor de stad en het kasteel van Béthune en nam ze,
van nu af, meer onder zijne bijzondere bescherming. Hij
bevestigde de privilegiën der stad, schonk haar eene vrije
kermis (1386), gaf bevel tot het insluiten der haven
met palissaden (1387) en torens, verbood herberg te
houden in de nabijheid der stadsgrachten en rustte noch
duurde, voor de leden van 't Brugsche Vrije de twee