DEE XV EEUW.
153
voor u staat het koperen crucifix, waarop burgemeester
en schepenen zweren elkeen regt en geregtigheid te doen.
Aan de andere zijde van den gang zien wij in een
kamertje eene menigte blinkende kannen, wijnpresen-
teerkannen geheeten, die dienen moeten, wanneer men
den edelen en aanzienlijken personen, die deze stad
komen bezoeken, den eerewijn aanbieden zal of te huis
zal zenden. Tot het bewaren dier tinnen en zilveren
kannen is dit kamertje uitsluitend bestemd. Een eind
verder is het pijnkamertje; daar wordt de marteling van
de pijnbank uitgeoefend, om den onschuldige welligt
schuldig te vinden. Terwijl wij hier vertoeven, dringen
ons de klanken van een kerklied in het oor. Het is
de, door de stad bezoldigde kapellaan, die telken dage
in de kapel, welke zich op het schepenhuis bevindt, de
mis moet vieren. In den brand van 1392 verloor hij
zijne kleeding en misboek; doch na den wederopbouw
van 't schepenhuis hervatte hij zijne dienst, en hoewel
van deze gewoonte wel eens wordt afgeweken, wordt
er toch nog de mis bediend, wanneer de Commissa
rissen van den graaf zich hier bevinden, om de rekening
der stad te hooren en de regering te vernieuwen. Waar
in later dagen het beeld der geregtigheid den voorgevel
van 't schepenhuis sieren zal, daar prijkt nu het beeld
des Verlossers, en boven in den toren pronkt reeds het
kunstwerk van den Sluischen beeldhouwer jacob van
huusse, dat later vereeuwigd zal worden onder den
naam van Jantje van Sluis. Tevens moeten wij hier
doen opmerken, dat de Melkmarkt wel den naam