IN AAEDENBÜRGEK AMBACHT, IN 1477. 5 des lands medevoerden. Van zeer vroegen tijd was de geestelijkheid in het bezit der tienden van Vlaanderens tuin, als milde gifte van Vlaanderens vrome graven. Immers in 1167 reeds bevestigde graaf phii.ippus den abt van Sint Baaf te Gend in het bezit der tienden, welke hem door een' vorigen landsheer in Aardenburger- Ambacht waren geschonken. Daarenboven bezat het ge noemde klooster de tienden van sommige streken in Oostburger- en IJzendijker-Ambacht, terwijl andere lan derijen wederom aan den abt van het Sint Pietersklooster te Gend of aan andere geestelijke ligchamen tiendpligtig waren. ooral in dat deel van het Aardenburger-Am bacht, dat zijn naam droeg naar de Ee, was de op brengst der tienden aanzienlijk. Ten jare 1467 bragt de verpachting der kor en tien den in Beooster-Ee tachtig, in Bewester-Ee drie en zestig ponden groot op, terwijl de gezamenlijke lammer-, ajuin-, look- en meetienden acht pond afwierpen. Was er tot nu toe geen voorbeeld van, dat de geloovige landzaten der geestelijkheid de opbrengst der tienden geweigerd hadden, t was het woelige jaar 1477 voorbehouden dat voor beeld te leveren. 't Was de invloed niet van de leer van eenen anderen tanchelinus, die het wagen dorst te prediken, dat den kerkelijken de tienden niet toekwamen; t was de indruk der gebeurtenissen, voorgevallen als onder het oog der landzaten. De landlieden, die in den Zuid- en Noord-Havekenswervehoek, omstreeks Sluis, te Havekenswerve, Heille, Slependamme, Cool- strate en Cruce gevestigd waren, bleven toch niet oa-

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 55