IN AARDENBURGER AMBACHT, IN 1477. 17
Adbiaan block heeft mijnen heere en de tiendenaars
genoeg gedaan en vergiffenis gebeden en geeft eene
kaars van een vierendeel.
Jan mattijs heeft mijnen heere en de tiendenaars
genoeg gedaan en vergiffenis gebeden en [geeft] eene
kaars van een vierendeel: het andere vergeven om
Gods wille.
Al deze hier voren hebben gedaan tegen
mijne heeren van Sinte Baven en tegen de tien
denaars: Met deze betuiging sluit van dek mersch
de opgave der beteringe en laat daarop de namen
der vier halsstarrigen volgen, die wij boven reeds leerden
kennen, die geene betering gedaan hebben, ja zelfs niet
eens gecompareerd zijn.
Wij kunnen, noch willen de weerspannigheid billijken,
welke wij hebben aanschouwd; maar we mogen haar
met toegevendheid beoordeelen, als geboren uit ontevreden
heid en verbittering over jaren lange verdrukking, kwame
deze dan ook niet van den kloostervoogd, voor wien wij
een woord van lof over hebben, als die in waarheid be
toonde „genade en compassie" lief te hebben, meer lief
te hebben dan rigeure van justitie."
1859.
3