REINIER DE KLERK. 23 verscholen ligt. Het vergelijken van enkele bladzijden in het leven van valckenier 2) met hetgeen later door een ijverig onderzoeker der geschiedenis 3) is aan het licht gebragt, doet het ons diep betreuren, dat dit veld nog zoo weinig bearbeid is. Wij gelooven niet, dat de daden van het voorgeslacht van dien aard zijn, dat het Nederlandsch Staatsbestuur zou moeten schromen,den geschiedvorscher het openen der oorspronkelijke archiven te bemoeilijken, en wij gelooven ook niet, dat de boek handel het zich zou beklagen, indien bij zooveel onbe duidends als de pers in deelen en deeltjes, afleveringen en bladen aanbiedt, zich eens iemand verledigde om eene behoorlijke, uit goede bronnen ontleende, met kalmte en waarheidsliefde beschrevene, naar de eischen onzer dagen uitgevoerde reeks van levensbeschrijvingen van peeter both en al zijne reeds overledene en tot de geschiedenis behoorende opvolgers te vervaardigen; of misschien nog beter, indien onderscheidene bekwame mannen zich vereenigden om der natie een zoo belang rijk werk in handen te geven. Wij zouden er bij be dingen wel uitgevoerde kaarten, teekeningen en portretten, welke laatste tè Batavia, naar wij meenen, van al de gouverneurs-generaal aanwezig zijn. Doch is op zoo danig een werk wel veel hoop? Deze vraag, welke wij ons meermalen deden, verleven digde zich op nieuw voor onze aandacht, toen wij ons nederzett'en tot het schrijven van iets over den eenigen geboren Zeeuw, die in de twee en eene halve eeuw van onze vestiging op Java de teugels van het opperbewind

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 73