BEINIER DE KLERK.
27
volkomen kan beantwoorden zonder naauwkeuriger be
kendheid met ons Indië, dan wij ons toekennen. Zoo
veel meenen wij te mogen zeggen, dat het niet ontbreekt
aan geoefende waarnemers van den staat der zaken op
Java en elders, die het daarvoor houden, dat, zoo ons
eenig gevaar dreigt in gindsohe gewesten, het niet is
van de Engelschen, niet van de inlandsche bevolking,
maar van de Chineezen. Doch keeren wij tot de
klerck terug.
De uit Batavia ontkomen Chineezen hadden zich bij
diegenen hunner landgenooten aangesloten, welke op de
buitenbezittingen woonden; zij kozen Bakassie, aan den
mond der rivier van dien naam, eenige uren van Ba
tavia, tot hun hoofdkwartier, en bij de gewapende magt,
afgezonden om hen uiteen te drijven of gevangen te
nemen, werd de klekk als secretaris gevoegd, gelijk hij
dan ook de zelfde betrekking waarnam bij de gecommit
teerden te velde, die naar de toenmalige gewoonte wer
den toegevoegd aan het leger, dat ter demping van den
opstand werd afgezonden naar Java's noordoostkust,
waarheen zich het tooneel des oorlogs had verplaatst.
Het was hier, dat hij gelegenheid kreeg om blijk te
geven van zijne kloeke onversaagdheid en staatkundige
schranderheid, waardoor hij der O. I. Compagnie eene
allerbelangrijkste dienst bewees. Het ligt op onzen weg,
dat geval mede te deelen, ook omdat het de aandacht
nog meer op de klerk, als een ambtenaar van niet
alledaagsche bekwaamheden, vestigde.
De javaansche keizer of soesoehoenan zou de Com-