KEINIER DE KLERK. 35 tusschentreden en de zaken haren vrijen loop laten, Wij gelooven ten volle aan het zuivere van deze theorie, maar achten het niettemin eene groote weldaad voor de uitgehongerde Bandaneezen, dat de klerk van de magt die hij bezat, gebruik maakte en het boven den prijs verkoopen van rijst gestreng verbood. Zij erkenden het ook dankbaar, en zagen hem noode vertrekken, toen hij in 1753 naar Batavia terugkeerde. Wat daartoe aan leiding gaf, is ons niet geblekenzeker is het, dat onze Zeeuw in de hoofdstad van Nederlandsch Indië niet ter stond eene betrekking erlangde, want eerst twee jaren later was dit het geval. Misnoegen tegen zijn bestuur was het zeker niet, want hij ontving eene ruime scha deloosstelling voor de opofferingen in zijne inkomsten, die hij zich op Banda getroost had in het belang der parkeniers, d. i. dergenen, die in perken of groote tuinen de muskaatnoot aankweekten, om die aan de Compagnie te leveren. Om deze specerij op eenen kunstmatig hoogen prijs te houden, ten voordeele van de Compagnie, mogten die parkeniers slechts eene bepaalde hoeveelheid inzamelen en afleveren. Dreigde de aanvoer te groot te worden, dan werden wel eens geheele bosschen in brand gestoken of talrijke hoeveelheden noten en foelie in zee geworpen. Die financiële wijsheid, misschien in het oogenblikkelijke voordeel der Compagnie, maar zeer zeker in het bestendige nadeel der parkeniers, wijzigde de klerk zooveel als in zijn vermogen was, en hij deed zulks met zware opofferingen van eigen voordeel. Nog lang na zijnen dood heette het, dat Banda voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 85