AAN DE ZEEUWEN. DOOS Mr. A. F. SIFFLÉ. Heel het menschdom moet men minnen Als zijn broed'ren, zegt ons hart; Maar een godstem spreekt daarbinnen Even luide in vreugde en smart, Dat, wie Gode en kroost vergeten, En betuigen slechts te weten Van de zucht tot menschenheil, Waar door daden dit moet blijken, Vaak het eerst ter zijde wijken En het minste geven veil. Dus ook zij, die altijd roemen Op hun vaderlandschen zin, En het als kleingeestig doemen, Waar een spronkje gloeit van min Voor gewest, gemeente of woning, Waar de burger heerscht als koning In zijn huis, zijn heiligdom; Vraagt het vaderland ons offers, Traagst ontsluiten zij hun koffers En hun radde tong wordt stom. 59.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1859 | | pagina 99