Het verhaal van de hoogaars eindelijk verteld 2 Colofon Consent is een uitgave van de Stichting Behoud Hoogaars, postbus 480, 4380 AL Vlissingen, en van de Stichting Museumhaven Zierikzee, Oude Haven 16, postbus 187, 4300 AD Zierikzee. Aan dit nummer werkten mee: Aart van der Woude, Gerrit Zomer, Hans Voskuil, Cees Maas, Daan Wiltenburg, Frans Haverkort, Donald Slieker. Vormgeving: Wim de Pan. Druk: Drukkerij Verhage, Middelburg. Eindredactie: Frans Haverkort. 3 water met op de achtergrond de monumentale contouren van Brouwershaven nog net zichtbaar. Het schip paste op een of andere manier als vanzelfsprekend in dat plaatje, meer dan een modern wit polyester jacht ooit zal kunnen. Het glasachtige van een stille Zeeuwse ochtend, de hoogaars, het meer, de oude stad, gevangen in een fluistermist. Het was magie. Splinternieuw Die beelden kwamen weer terug toen ik het boek van Jules van Beylen, 'De Hoogaars en de visserij van Arnemuiden', het eerste complete werk over de Zeeuwse hoogaars en zijn geschiedenis, zat te lezen. Aanvankelijk bekeek ik het boek met enige argwaan. Zeker toen ik de buitengewoon uitgebreide inhoudsopgave las met hoofdstukken als 'De Dolboom', 'Zeildocht', 'Het klinken van de boorden' en 'Oog voor het kluiverval' en meer van dat schoons voor de uitgesproken liefhebber van technisch gepraat over 'een knie met houten nagels en deutels. Ik verwachtte een gortdroog boek voor scheepvaartfreaks. Maar ik kreeg heel iets anders. Wat me tamelijk bezighield sinds die kennismaking met de hoogaars in het Grevelingenmeer, was de aarzelende wens ooit nog eens zelf een model (van eikenhout natuurlijk) te bouwen van dat mooie schip. Waarom? Omdat de Zeeuwse hoogaars alleen in Zeeland werd gebouwd, en hoewel aangepast op punten, eeuwenlang een zeer bruik baar model is gebleken voor de Zeeuwse golven. Omdat de Zeeuwse hoogaars waarschijnlijk al in de zestiende eeuw als vissersschuit in bedrijf was en naast de veel bekender galjoenen van de VOC over de Schelde voer. Over die lompe, niet- Het is nog niet zo gek lang geleden dat ik wakker werd op het fraaie eilandje Dwars in den Weg in het Grevelingenmeer. Daar neergestreken met een groep Zeeuwse zeekanoërs, tentje opgezet, potje gekookt, bruin borreltje gedronken, in aangenaam gezelschap onzinverhalen opgehangen, kameraden wat opgejut boven een struikelend waxinelichtje, terwijl het donkerblauwe meer volliep met nacht. Dat was de sfeer. De ochtend daarop was magisch. Ik kroop uit de tent, het was nog vroeg, en een vochtige nevel hing over het meer. Het was doodstil. Toen, op het moment dat de torenklok van het nabijgelegen Brouwershaven het volk ter kerke riep, dook de punt van een zeilboot uit de ochtendmist op. Het schip voer niet, maar zweefde als het ware zonder enig geluid over het meer. Een oude platbodem, getuigd een beetje als een falouka op de Nijl, bruine zeilen, ranke lijnen, een plaatje. "Dat is een hoogaars," zei Ronald die naast me was komen zitten. We dronken het tafereel op. Dat plaatje. Die boot, dat oude Zeeuwse verleden, komend uit de haven van de vroeger zo befaamde handelsstad Brouwershaven, het was of ik in de eeuwen werd terug geworpen. Het was sereen, de elegante lijnen van de boot pasten zo wonderwel in het hele beeld, op dit lllllli: ::5:n3!i|g De YE 36, Andries Jacob, voor de boulevard van Vlissingen. Spriethoogaars, gemeerd aan de kade van de vissershaven van Vlissingen. Eén van de garnalennetten is aan het val van het gatzeil gehesen om te drogen, het andere aan de schoot van de vlieger. Circa 1925. (Vlissingen foto Dert)

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 1994 | | pagina 3