Een reis rond de wereld met de "De Vrouw Grietje" 6 Hou de hoogaarzen in de vaart door het werk van de Stichting Behoud Hoogaars te steunen. Stort 25,= op girorekening 126979 t.n.v. de stichting onder vermelding 'nieuwe donateur'. Donateurs ontvangen twee maal per jaar een Consent en kunnen regelmatig meevaren met een van de schepen. Het is niet de eerste keer dat het bijzondere hoogaarsjacht de Geertrui van de Fa. Boskalis onderwerp is van een artikel. Na uitvoerige gesprekken met oud-visser Lein de Nooyer had Gerrit Zomer voldoende stof vergaard voor een verhaal. Je moet van goede huize of met een goed schip komen om de Geertrui te kunnen verslaan. Frappant is dan ook de opmerking van de bekwame visserman Lein de Nooyer dat de Geertrui nooit een goede zeiler kon zijn: zij was immers gebouwd als motorhoogaars. Om zijn stelling beter te begrijpen is het goed om even terug te gaan naar het jaar 1931, toen de bouwopdracht voor het schip werd verstrekt. De gloriedagen van de zeilvaart zijn op de Schelde definitief ten einde. Stoomschepen bepalen het beeld op de rivier. Nog slechts zeer zelden vaart een zeilend vrachtschip op naar Antwerpen. In 1926 is de laatste zeilende loods- schoener al vervangen door een stoomloodsboot. Voor de vissers in de Scheldedelta is het nog een te grote sprong om de zeilende hoog aarzen te vervangen door gemotori seerde stalen schepen. Wel worden de meeste zeilvaartuigen eind twintiger jaren uitgerust met een motor. Ze komen hierdoor dieper in het water te liggen, krijgen ook meer trekkracht, dus grotere vangsten aan boord. Om het draagvermogen van de schepen te vergroten worden de boeisels opgehoogd. Geleidelijk aan verdwijnt ook het zeiltuig en binnen enkele jaren zijn de meeste schepen nauwelijks meer als hoogaars te herkennen. Voorts is het crisistijd en staan de vangstprijzen behoorlijk onder druk. Toch worden in 1931 nog vier nieuwe schepen voor de Vlissingse vissersvloot besteld. Ook (vader) Lein de Nooyer laat bij Petrus Verras in de Paal een nieuwe hoogaars bouwen. Het zal duidelijk zijn dat het ontwerp van dit schip aangepast wordt aan de eisen van de tijd: een gemotoriseerde hoogaars, dus een achterschip met een vollere vorm. Dat is nodig om het vaartuig meer draagvermogen te geven; per slot van rekening heeft een motor een behoorlijk gewicht. Het gevolg is dat de voorsteven wat steiler komt te staan. Terwijl de (zeil-) hoogaars oorspronkelijk haar grootste diep gang had aan de voorkant van het vlak, komt nu de lijn van het vlak horizontaal te liggen. Toch heeft Petrus Verras als traditioneel scheepsbouwer een schip afgeleverd waar later (na 60 jaar) weer een uitstekend zeilschip van kan worden gemaakt. Als zoon Lein de Nooyer op 17 juni 1932 met zijn vader Lein meegaat om het schip in de Paal op te halen is hij 9 jaar en vangt zijn loopbaan als visser aan: van maandagmorgen tot vrijdagmiddag vissen. Vrijdagavond en zaterdag volgt Lein de lessen bij meester Dekker aan de zeevaartschool. De volgende 18 jaar 7 zal hij met het schip goede vangsten behalen. Van armoe is bij de familie de Nooyer geen sprake. Een treffend voorbeeld hiervan is de wonderlijke visvangst op 31 december, eind veertiger jaren. Al dagenlang liggen ze met de VLI 3 verwaaid in Nieuwpoort, maar tegen oud- en nieuw wordt het toch eens tijd om thuis te geraken. Op 30 december neemt de wind behoorlijk af en besloten wordt om via de Deurloo naar Vlissingen terug te keren. Al van mijlen ver ziet Lein voor de ingang van de Deurloo een grote concentratie meeuwen. Dichterbij gekomen ziet de bemanning ook regelmatig zeehonden met hun snuiten boven water komen: hier moet het wemelen van de vis. Ze zitten wel krap in de tijd, maar kunnen het toch niet laten om de netten te zetten. Binnen de kortste tijd kan de 40-PK Kromhout het niet meer sjouwen en wordt de vangst binnengehaald: maar liefst 8 ton haring. De vier mannen blijken een hele nacht nodig te hebben om de vis binnen boord te krijgen. Het schip is afgeladen vol en komt zwaar over zijn merk in het water te liggen. Dankzij de goede weersomstandigheden bereiken de vissers op 1 januari Vlissingen. Het schip gaat 'tegen de kaai' en de lading wordt met kleden afgedekt tegen de roofzuchtige meeuwen. Als Lein vermoeid en riekend naar vis de woonkamer binnenstapt zit het daar vol familie en protesteert de vrouw vanwege de late thuiskomst. De volgende vier weken kan er vanwege de invallende winter niet worden gevaren, maar de besomming van deze ene vangst is voor vier gezinnen voldoende om de winter door te komen. De garnaalvangst was een belangrijke bron van inkomsten. Het seizoen hiervoor liep doorgaans van sept/okt tot vaak aan hemelvaartsdag toe. Per tij maakte men hiervoor een 'reis rond de wereld', of, in begrijpelijker taal: een rondje rond de Rassen. Men vertrok hiervoor rond hoogwater vanuit Vlissingen. Met de ebstroom via de Sardijngeul en Oostgat, langs het bankje van Zoutelande, naar zee. Direkt na vertrek gaat de kor al overboord en ieder uur wordt er gehaald. Buiten Westkapelle gekomen begint de (zuidwest-gaande) ebstroom al door te zetten. Ook passeert men dan aan bakboord een grote ondiepte: de Rassen. Met het lood in de hand (1) blijft de schipper de laagwaterlijn volgen (2 a 3 vadem diep), zodat hij enkele uren later weer via de Deurloo, met de dan ingezette vloedstroom, naar Vlissingen terugkeert. Tien, elf uur later hebben de mannen er zo een 'reis om de wereld' op zitten. Ging men niet 'achter garnaal', dan ging men 'achter het zootje' en werd allerhande soorten platvis gevangen. VU 3 De Vrouw Grietje omstreeks 1934 onderweg naar de visgronden (foto Dert-Vlissingen) Lein de Nooyer (de vaderdie in 1932 de VU 3 kocht) op de Zeilmarkt in Vlissingen bezig met het herstellen van de netten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Consent | 1994 | | pagina 5