Hoogaars De Wet
1
2
Hoewel de hoogaars vooral bekend is als vissersschip voor de
Zeeuwse wateren was in de zeventiende eeuw dit schip al zeer
veel in gebruik op de Hollandse rivieren voor het vervoer van
goederen en personen.
Vooral in de buurt van de driesprong Lek, Noord en Nieuwe Maas
werden deze schepen veel gebruikt. Het feit dat een hoogaars
een platbodem is zal deze populariteit zeker ten goede zijn
gekomen: de rivieren waren rijkelijk voorzien van zandbanken, die
zich bovendien ook nog verplaatsten.
Het varen met een kielschip was dus bijzonder riskant en dikwijls
zelfs onmogelijk.
De werven die zich met de bouw van
hoogaarzen bezighielden waren o.a.
Jonker, Kriens en Fop Smit in
Kinderdijk en Stam in Nieuw
Lekkerland.
De werf van Fop Smit is inmiddels
uitgegroeid tot de grootste werf van
baggermaterieel op de wereld, onder
de naam van IHC Holland.
De firma Jonker is leverancier van
tuinbouwmachines. De werf van
Kriens is al sinds 1863 gesloten en
de oude Kinderdijkers herinneren
zich de naam alleen nog omdat het
wegje van het huis van Kriens naar
de werf het Kriensepad heette.
De werf van Stam, werd rond 1840
gesticht door de Pieter Ariese Stam,
geboren 15 jan. 1791 te Nw.
Lekkerland. Hij was veerman op de
roeiboot naar Lekkerkerk en
timmerman. Zijn zoon Cornelis (geb.
7 dec. 1829) heeft de werf
voortgezet. Over de periode uit het
begin van deze eeuw zijn nog vele
anecdotes bekend. Zo werd in 1933
de werfloods omgebouwd tot
kerkzaal, waar dan een 'goeie'
dominee uit Zeeland kwam preken.
Kort na de tweede wereldoorlog is
men gestopt met scheepsbouw en is
men verder gegaan als autogarage.
Omdat aan een vissersschip andere
eisen worden gesteld dan aan een
vrachtschip werden twee types
hoogaarzen gemaakt, nl. de grotere
voor Zeeland met een lengte van 11
15 meter en een kleinere voor de
rivieren met een lengte van 6,5-9
Ir. J.A. Stam
nogal indruk maakte mag blijken uit
het feit dat het Russische woord voor
sleepboot nog steeds "bugsir" is.
De boegsjarders waren verenigd in
een gilde en de laatsten in 1855
waren Jan van Bokkum, Piet Stam,
Jaap Slingerland en Giel
Beenhakker. Ze waren zowel letterlijk
als figuurlijk een kleurrijk volkje, want
ze waren gekleed in rood baai en
IJslandse wollen sokken. Op den
duur konden ze het niet volhouden
meter. In de latere tijd werden ook
speciale typen gebouwd als jacht, de
zogenaamde jachtboten. De kleinere
hoogaarzen hebben veel bekendheid
gekregen als schip voor de
boegsjarders.
Deze scheepjes sleepten
(boegseerden) de grote zeilschepen
van de werven of van de haven in
Rotterdam naar zee in
Brouwershaven. Vanwege hun
omvang konden de grote
driemasters uiteraard niet
manoeuvreren in het nauwe
vaarwater en daarom deden de
boegsjarders dienst als zeilende
sleepboten. Dat dit in het buitenland
tegen de stoomsleepboten die N.B.
als eerste in hun eigen dorp door
Fop Smit, die de bakens verzet had,
hun intrede deden in de vorm van de
radersleepboot Kinderdijk in 1843.
In vroegere jaren hadden de
hoogaarzen al meermalen een
belangrijke rol gespeeld, want in
1663 charterde het Dijkcollege van
Alblasserwaard en de
Vijfherenlanden driehonderd
hoogaarzen om de gaten in de dijken
te dichten, die daar door ijsgang
waren ingeslagen en waardoor het
gehele gebied onder water kwam.
Uit het oud-archief van de gemeente
Nieuw Lekkerland blijkt dat de
stadhouder (Prins Willem 3) in 1673
vijftien mannen met hun hoogaarzen
preste om materiaal te vervoeren
3
De oorspronkelijke afmetingen van
het schip waren: lengte 14,15 m.,
breedte 4,30 m., diepgang 1,20 m.,
met roer omhoog 0,75 m. Het schip
was origineel voorzien van een 6 PK
Kelvin petroleum-motor, waarmee
een snelheid van ca. 8 km/uur
behaald werd. Om te zorgen dat de
schroef voldoende water kreeg bij de
geringe diepgang werd er boven de
schroef een gebogen metalen schild
aangebracht, hetgeen enkele
decennia later door Wageningen
werd uitgevonden.
Al deze bijzonderheden, en nog
meer, zijn te lezen in een artikel dat
de tweede eigenaar, Bryan Wait
schreef in Yachting Monthly van
November 1913.
Het artikel is zeer fraai geïllustreerd
door Findlay Smith en is later
overgenomen door Petrejus in zijn
boek over oude scheepsmodellen.
Toen het schip tewater gelaten werd
kwam de Engelse eigenaar met zijn
waarmee de dijk bij Ameide gedicht
moest worden.
Deze dijk was in 1672 (het rampjaar)
doorgestoken om het land ter
verdediging onder water te zetten.
Dit had overigens een negatief effect
gehad, want voor de vijand hier was
begon het hard te vriezen en konden
ze over het ijs nog sneller vooruit
komen dan over het land het geval
geweest zou zijn.
Op de eerder genoemde werf van de
firma W. en C. Stam, waar mijn
grootvader Jacob Stam als
meesterknecht werkte, werden
aanvankelijk houten hoogaarzen
gebouwd en later ook stalen. Helaas
zijn bij een brand, die in 1948 het
gehele bedrijf in de as legde, veel
interessante gegevens verloren
gegaan.
Voor zover bekend bestaan er van
deze werf nog twee houten
hoogaarzen, nl. de "De Wet" en de
"BRU 24" uit 1920 die bij het
Antwerpse scheepvaartmuseum ligt.
De "De Wet" is in 1909 gebouwd als
vissersschip, maar op de helling
verkocht. Volgens ontwerp van Van
Beveren werd zij ingericht als jacht,
waarbij over het ruim een
overkapping werd gemaakt.
Het schip werd, voor die tijd, van alle
luxe voorzien die in de beschikbare
ruimte mogelijk was. Zo stond er in
het schip een kolenfornuis met
warmwater ketel voor het speciaal
ontworpen geëmailleerde zitbad.
Achter het fornuis was een paneel
met Delfts blauwe tegels
aangebracht. Er was een toilet aan
boord met waterspoeling, de salon
was voorzien van een boekenrek en
er stond een tafel in de salon met
een glazen plaat er op, waaronder
een kanten kleed lag.
De werf van Stam na de brand van 1948
T
De Wet in 1977 in Engeland toen zij werd gekocht door T. Henstra.